Gepubliceerd op 4 november 2020

Familiebedrijven en ‘de toekomst’

Eind oktober 2020 zond WNL op NPO2 een programma uit over familiebedrijven in deze Coronacrisistijd. Verschillende ondernemingen, die al meerdere generaties bestaan, werd gevraagd hoe zij zich staande houden, of ze hun bedrijfsstrategie hebben aangepast, of ze personeel moeten hebben ontslaan en of ze de toekomst met vertrouwen tegemoet zien. Wat fantastisch om van deze ondernemers een positief geluid te horen in deze tijd waarin over het algemeen somber kijkende virologen onheilsberichten over de vaderlandse televisieschermen uitstrooien. Hoewel deze familiebedrijven het in financiële zin wel moeilijk hadden, maar met hulp van de noodmaatregelen als NOW, saamhorigheid en creativiteit het hoofd toch boven tafel wisten te houden, was de doelstelling simpel: “zorg dat je het redt en help de volgende generatie in het zadel.”

Familiebedrijven maken, volgens het CBS, ongeveer 71 % uit van het totaal aantal bedrijven in Nederland en zijn goed voor 29 % van het totaal aantal banen in ons land. Dat zijn indrukwekkende getallen. Zouden we dan, in fiscale zin, niet (nog) meer moeten doen om deze groep ondernemers te faciliteren? Of hebben we die al? We kennen op dit moment een ruime opvolgingsfaciliteit in de erf – en schenkbelasting (de bedrijfsopvolgingsregeling). Daarnaast heeft ‘Financiën’ (aldus het bouwstenensyntheserapport van mei van dit jaar) becijferd, dat we 260.000 directeuren groot aandeelhouders (DGA)  hebben in dit land, die ondernemer èn aanmerkelijk belanghouder zijn (box 2 IB vermogen hebben). De gemiddelde belastingdruk van deze DGA’s is, aldus het syntheserapport van Financiën, significant lager dan die van werknemers die in box 1 belast worden. Met een beetje een positieve gedachte zou je kunnen stellen dat dit verschil in belastingdruk een fiscale tegemoetkoming is voor het familiebedrijf (dat veelal een DGA onderneming zal zijn). Financiën ziet dat kennelijk anders. Onevenwichtigheid is prima wanneer dat uit teleggen valt. DGA’s (zo u wilt familiebedrijven) lopen ook aanmerkelijk meer risico’s dan ‘gewone’ werknemers. De huidige crisis; die toch ècht ondernemers in het bijzonder raakt, is daar weer eens het bewijs van.

Niettemin is ‘Financiën’ van mening dat er meer evenwicht moet komen in belastingdruk tussen werknemers, eenmanszaken en DGA’s. Nu dit evenwicht vooral verstoord wordt door een laag vennootschapsbelastingtarief, is één van de beleidsoverwegingen om dit te verhogen. Een verhoging van het box 2 tarief behoort ook tot de mogelijkheden, evenals het inperken van de mogelijkheden voor de DGA om te lenen bij ‘zijn eigen BV’ en het beperken van de doorschuifregelingen (naar de volgende generatie) bij overlijden en schenken. Allemaal onderwerpen die het familiebedrijf gaan raken. En dan laat ik de bespreking van de mogelijke ontwikkelingen van de bedrijfsopvolgingsregeling in de erf- en schenkbelasting nog even onberoerd. Misbruik van regelingen mag worden tegen gegaan. Geen punt. Wat ik een zorgelijke ontwikkeling vindt is dat de drijfveer van veel familiebedrijven: “behoud en ontwikkeling van het bedrijf voor de lange(re) termijn en de volgende generatie” in combinatie met hun bereidheid om risico’s te nemen als het spannend wordt, door deze beleidsvoornemens wordt bemoeilijkt. En daar worden we, op termijn, allemaal minder van.

Onze partners