Gepubliceerd op 14 juni 2021

Vijf vragen aan Martijn Jacobs, directeur van Loo van Eck

Sinds de oprichting in 1983 heeft communicatie- en trainingsbureau Loo van Eck een gestage groei doorgemaakt. De Coronacrisis zorgde voor een kleine terugval. Maar gelukkig bleef de schade van de coronacrisis beperkt, omdat Loo van Eck razendsnel wist om te schakelen, van trainingen op locatie naar digitale trainingen. Vijf vragen aan directeur Martijn Jacobs, over de wereld tijdens en na corona.

Loo van EckWat was de belangrijkste verandering voor Loo van Eck, toen de coronamaatregelen werden afgekondigd?

“Er werken bij Loo van Eck ruim zestig medewerkers waarvan het merendeel bestaat uit adviseurs, trainers en tekstschrijvers. Een aanzienlijk deel van onze werkzaamheden bestaat uit het geven van schrijf- en communicatietrainingen op maat. Vóór corona gaven wij vrijwel al onze trainingen, ik schat zo’n negentig procent, op locatie. Toen de coronamaatregelen door de Rijksoverheid werden afgekondigd en iedereen gesommeerd werd om vanuit huis te werken, viel dat allemaal in één klap weg. Dat was wel een verandering die tot op de dag van vandaag een grote impact heeft op ons bureau.”

Hoe zijn jullie hiermee omgegaan?

“Onze oprichters Gijs van ‘t Loo en Hans van Eck hebben dit bureau ooit opgericht vanuit de overtuiging dat alles altijd beter kan. En dat idee heeft ons nooit verlaten. In ons 38-jarige bestaan zijn we nooit op onze lauweren blijven rusten. We proberen altijd vernieuwende ideeën, concepten en formats te bedenken. Een aantal daarvan waren succesvol, andere niet. Dat laatste leek ook het geval voor de zogenaamde ‘me-learnings’, een idee dat ik al ruim voor de coronacrisis had uitgewerkt. Uiteindelijk bleek die ingeving onze redding te zijn toen de coronacrisis eenmaal uitbrak.”

Wat zijn die ‘me-learnings’ precies en hoe hebben zij jullie gered?

“Zoals ik al zei, deden wij voorheen vrijwel al onze trainingen op locatie. Er bestond bij onze klanten en trainers ook niet veel behoefte aan digitale trainingen. Toch bleef ik het raar vinden dat wij geen goed digitaal alternatief hadden voor onze maatwerktrainingen. Tegen beter weten in, heb ik toen samen met onze programmeurs ‘me-learning’-software ontwikkeld, waarmee onze trainers hun maatwerktraining snel en makkelijk in een digitale vorm gieten. Ik had zelfs een vrij ambitieus plan uitgewerkt om binnen een aantal jaren ruim de helft van onze trainingen digitaal te doen. Niemand had toen kunnen bedenken dat we nu al onze trainingen digitaal doen. Dat die plannen gewoon klaarlagen heeft ervoor gezorgd dat de coronacrisis maar een klein effect op onze omzet heeft gehad.”

Zien jullie de toekomst met vertrouwen tegemoet?

“Ik denk dat we allemaal reikhalzend uitkijken naar het moment dat we ons weer meer vrijelijk kunnen bewegen. We zijn een enorme hechte club mensen. Er worden hier vriendschappen voor het leven gesloten. Die dynamiek en synergie tussen al die verschillende mensen mis ik enorm. Als de wereld straks weer terugbuigt naar normaal, verwacht ik dat we ook vaker hybride trainingen gaan aanbieden waarbij de eerste trainingen op locatie is en trainingen die daarop volgen digitaal zijn. De winst voor ons is dat we nu beide vormen kunnen aanbieden.”

Hebben jullie misschien nog meer innovatieve ideeën op de plank liggen?

“Absoluut. Zo willen we bijvoorbeeld dat er meer aandacht komt voor beeldtaal. Er zijn namelijk een aantal zorgwekkende ontwikkelingen gaande die samen een giftige cocktail vormen. We leven in een complexe maatschappij. Tegelijkertijd zien we dat de leesvaardigheid van grote groepen achteruit holt. Het gevolg is dat er steeds meer gecommuniceerd wordt in beelden. En daar gaat het mis. Anders dan met taal, geven scholen geen les in beeldtaal. Dat zou wel moeten, want beeldtaal is ont-zet-tend ingewikkeld. Beelden zijn namelijk multi-interpretabel. Een mannetje op een deur herkennen we nog wel als herentoilet, maar als een afbeelding minder voor de hand ligt, wordt het al lastig. Op school moet er meer aandacht komen voor de visuele zeggingskracht van tekeningen en beelden. Dán kan beeldtaal wél een belangrijke rol spelen in de communicatie.”