Gepubliceerd op 15 oktober 2019

Energietransitie is een maatschappelijke transitie

Het bedrijfsleven wil best meewerken aan de uitvoering van het klimaatakkoord. Maar dan moet er wél een boterham aan te verdienen zijn. Die mening kwam naar voren tijdens het tafelgesprek over energietransitie. Het gesprek vond plaats bij de Omgevingsdienst Regio Arnhem.

De overheid kan het klimaatakkoord niet uitvoeren zonder hulp van burgers en bedrijfsleven. Zo verwacht de overheid veel van woningbouwcorporaties. Die beschikken immers over een flink volume aan woningen. Als daar energiebesparende maatregelen worden doorgevoerd dan zet dat zoden aan de dijk. Woningbouwcorporatie Vivare is eigenaar en beheerder van zo’n 24.000 woningen. Emmeke Gosselink is er strategisch adviseur. Ze snapt dat de overheid corporaties als startmotor ziet van het klimaatakkoord (al moeten daar volgens haar de condities wel voor geschapen worden). Maar ze zit te springen om betaalbare innovaties uit de markt. Want zelf het wiel uitvinden kost geld. Het is lastig om het leergeld ten laste te brengen van de huurders waarvan velen een kleine portemonnee hebben. “Innovaties moeten betaalbaar zijn. Wat is er nodig om de markt daartoe te triggeren?”, vraagt ze zich af.

Ze vertelt ook over de lastige keuzes die gemaakt moeten worden: “Hoe kunnen we in de periode tot 2050 alle woningen CO₂-neutraal krijgen? Dat betekent dat we ongeveer 1000 woningen per jaar moeten verduurzamen, waarvan een deel zelfs naar nul-op-de- meter moet. Dat hebben we doorgerekend en we kunnen het niet betalen. Dus hebben we de keuze moeten maken dat we er geen 1000 doen maar 750.” Ze wijst erop dat innovaties snel gaan: “Dus welke investeringen kan je doen zonder daar later spijt van te hebben omdat er betere oplossingen zijn? No regret is warmtevraagbeperking. We kiezen voor ‘de warme jas’. Daar investeren we de komende vijf jaar in. Daarmee schuiven we de grotere opgave van CO₂-neutrale woningen naar achteren.”.

Economisch haalbaar

Peter Koenders, directeur-eigenaar van Koenders Totaalbouw, voelt zich aangesproken door Emmeke’s oproep aan de markt. Hij vertelt hoe moeilijk het is om klimaat- vriendelijke innovaties op de ISSO-lijst te krijgen. Dat is van belang om ze daadwerkelijk te mogen toepassen. Hij stelt: “De uitdaging aan de markt is er. Maar wij zijn geen belanghebbende. Wij zijn verdiener en worden uitgedaagd om te bekijken of een innovatie economisch haalbaar is voor ons. Waar kunnen we in investeren zodanig dat de continuïteit van ons bedrijf op lange termijn is gegarandeerd? Dat zien we nog niet. Sommige grote bedrijven zijn daarom gestopt met de energietransitie en richten zich op haalbare projecten in de nieuwbouw. Het is niet voor niks dat zij die keuze maken. Zij zien gewoon dat de vraag naar betaalbare innovaties enorm is, maar dat er niet wordt gefaciliteerd.” Onder faciliteren verstaat Peter Koenders dat er genoeg projecten op de markt komen, waar voldoende geld voor beschikbaar is. Daarbij kijkt hij nadrukkelijk naar de overheid: “De overheid is de enige belanghebbende in de transitie want die heeft afspraken in Parijs getekend. Ik niet. De bewoner ook niet en de woning eigenaar ook niet. Maar het wordt wel van ons verwacht om het in te vullen. Als de overheid die afspraak heeft gemaakt, moet die overheid het proces daarnaartoe ook faciliteren. Door de regierol te pakken, met projecten en met geld te komen.”

Mindset

Jan-Willem Romijnders, directeur van full service installatiebedrijf Romijnders, onderschrijft dat het goed is om de energietransitie te beginnen bij de woningbouwcorporaties: “Dan heb je een bepaalde massa om het voor de markt interessant te maken. Anders kom je uit op individuele woningen en dat kost heel veel energie aan communicatie met bewoners. Particulieren zijn vragend, dat is heel begrijpelijk, maar we kunnen niet aan de gang blijven met gratis advies.” Het gaat volgens Jan-Willem Romijnders om de mindset: “Onder druk wordt alles vloeibaar, alleen voelen we die druk nog niet. Dat is een groot probleem.” Emmeke Gosselink constateert heel nuchter dat misschien tien procent van alle huurders in de sociale sector enthousiast is over de energietransitie.

Erik Jansen is associate lector capabilities in zorg en welzijn en co-projectleider van het project wijkgerichte energietransitie in het zwaartepunt Sustainable Energy and Environment aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Hij wijst net als Jan-Willem Romijnders op het belang van aandacht voor de houding ten opzichte van de energietransitie: “Je loopt het gevaar dat een huurder met een kleine portemonnee zegt: ‘Je doet een appèl op mij om iets voor het gezamenlijke te doen, maar niemand zorgt voor mij, dus waarom zou ik?’ Je moet dus ook aandacht aan het armoedevraagstuk geven.” Erik Jansen wijst erop dat alleen energiebesparende maatregelen doorvoeren onvoldoende is. Uit onderzoek blijkt namelijk dat mensen meer energie gaan gebruiken als ze ergens anders energie besparen. Ook hier speelt de mindset weer een rol.

Creativiteit

Luc Kikkert is directeur van Kiemt. Kiemt faciliteert, ondersteunt en adviseert partijen over de energietransitie met als doel die te versnellen. Hij pleit voor creativiteit: “Als ik kijk naar een flatgebouw dan zie ik ook 50 wasmachines en 50 drogers voor me. Als je in dat flatgebouw een wasserette zet, ben je al bezig met een transitie die energie bespaart, circulair is en tot omdenken leidt.” Luc Kikkert zoekt oplossingen die begrijpelijk zijn voor gebruikers. Ingewikkelde technieken schrikken af. Een nieuwe ketel met hoog rendement plaatsen is beter te overzien dan de hele CV-installatie aanpassen aan lagere temperaturen. Luc Kikkert: “Ik denk dat we moeten wachten tot we die hapklare brokken hebben die we bewoners kunnen aanbieden. Dat geldt voor woningen en voor mobiliteit. Als toepassingen te complex zijn, dan gaan de luiken dicht.” Ook hij onderstreept de regierol van de overheid. Wat hem betreft mag die de noodtoestand uitroepen om meer urgentie te creëren.

Joost Brouwer: “We maken het voor burgers te complex. De technische oplossingen en het financieringsvraagstuk is voor burgers moeilijk te bevatten en dat creëert weerstand. Overheden en bedrijfsleven dienen hier de oplossingen voor te verzinnen. De burger dient op een positieve manier worden meegenomen in wat zij kunnen bijdragen.”

Vragen

Ruben van de Belt is programmamanager energie bij de Omgevingsdienst Regio Arnhem en gemeenteraadslid in Zwolle, waar hij het woord voert over energie. Hij zegt: “Ik snap heel goed dat de overheid een regierol wordt toegekend. Maar stellen wij de juiste vraag aan de markt? Wordt de ondernemer op de juiste manier uitgedaagd? De overheid stelt normen voor nieuwbouw op. In het klimaatakkoord staan eindtermen voor gebouwen. Zijn die juist?” Ruben van de Belt pleit verder voor een eerlijk verhaal naar de burgers toe. Door plussen én minnen te benoemen. “Voor de productie van waterstof is veel elektriciteit nodig. Dat betekent meer windmolens in het landschap. Dat verhaal moeten we ook vertellen. En is het draagvlak dan nog zo groot?”

Ook Wim Nabbe, omgevingsmanager bij Groene Alliantie de Liemers, heeft zijn twijfels. Groene Alliantie de Liemers is een samenwerkingsverband van ondernemers, woningcorporaties, kennisinstellingen en overheden. Gezamenlijk initiëren ze projecten op het gebied van energietransitie. Hij vraagt zich af of de overheid de regierol wel aan kan. In onderwijs en gezondheidszorg heeft het eeuwen geduurd voor de juiste structuren ontstonden. “En we praten nu over een maatschappelijke opgave waar we net over aan het denken zijn met z’n allen.”

Erik Jansen: “We hebben tegenwoordig minder te maken met een sturende overheid maar met ‘netwerk governance’, je zult samen moeten sturen. Elke partij heeft z’n vormen van macht en beïnvloeding. De overheid maakt het proces mogelijk, zorgt dat partijen bij elkaar komen. Die kunnen vervolgens aangeven wat ze nodig hebben.” Erik Jansen spreekt van een lerende praktijk. Partijen bij elkaar brengen, samen bepalen welke waarden belangrijk zijn en wat er nodig is om die te realiseren. “Vervolgens ga je dat organiseren. Dat is een heel lang proces. Dat is niet anders”, aldus Erik Jansen.

Wetgeving

De discussie komt op wet- en regelgeving, die snelle innovatie belemmert. Zo vertelt Peter Koenders dat de lening voor verduurzaming van de eigen woning niet verkrijgbaar is voor eigenaren met een kredietregistratie in Tiel. Emmeke Gosselink meldt dat het soms lastig is om groen licht te krijgen voor innovatieve projecten. Wetgeving past dan niet bij de nieuwe werkelijkheid. Met het toegekende predikaat ‘pilot’ kan vaak van start worden gegaan en komt er ruimte in wetgeving.

Joost Brouwer is commercieel directeur bij Firm of the Future, een adviesbureau en opleidingsinstituut op het gebied van duurzaamheid en circulariteit. Hij stelt: ”We hebben het over wetgeving, maar het is ook cruciaal dat we gaan loslaten. Aan de klimaattafels zitten allemaal mensen uit de oude economie. Ze willen hun businessmodel niet loslaten. Als we houden wat we hebben, dan krijgen we wat we kregen.” Erik Jansen: “We willen niet zozeer hetzelfde houden, maar wel bepaalde zekerheden om het leven te kunnen leiden dat we nu leiden. Als je dat erkent, kan je constructief het gesprek aangaan. We zullen moeten veranderen omdat de wereld om ons heen verandert. Essentieel is dat we moeten leren om samen te werken op dit vlak. Waar kan je bijvoorbeeld binnen de overheid je innovaties bespreken?” Peter Koenders: “Ik spreek met wethouders. Die zijn enthousiast. Maar die hebben een ambtenarenapparaat achter zich dat alleen maar beren op de weg ziet. En dan verzandt het dus.”

Gebiedsgericht

Wim Nabbe popelt om de plannen van Groene Alliantie de Liemers voor de aanpak van de energietransitie te bepleiten. Hij vertelt: “We kiezen voor een grootschalige, gebiedsgerichte aanpak, die in gezamenlijkheid door stakeholders worden uitgevoerd. Het is verrekte complex maar leveren wel de meeste waarden op. In Didam is bijvoorbeeld een woningcorporatie Plavei en die moet een warmteoplossing voor de woningen bedenken. Even verderop staat een ziekenhuis dat ook van het gas af moet. De gemeente Zevenaar vindt dat ze een warmtevisie moeten ontwikkelen. Allerlei ondernemers vragen zich af hoe ze technische oplossingen kunnen bedenken. Wat wij proberen te doen is netwerkorganisaties te creëren, waarin je in gezamenlijkheid gaat kijken hoe je het varkentje kunt wassen. Dus niet als woningcorporatie alleen, of als ondernemer met je techniek, maar samen. Dat doen we ook op het Gelders Eiland. Daar heb je steenfabrieken, die moeten van het gas af. Hoe gaan we dat oplossen? Daarnaast zit een woningbouwcorporatie Vryleve die 4000 woningen moet verduurzamen. We werken aan een gezamenlijk, concreet plan, met waterkracht, biomassa en zonnekracht. Als je in verbinding kijkt hoe je het op kunt lossen dan ontstaat er nieuwe waarden. Kan de restwarmte van de steenfabriek het naastgelegen dorp de komende jaren van het gas afhelpen? Samengevat: kom van je postzegel af en ga samen kijken.”

T-shaped professionals

Erik Jansen denkt dat er andersoortige professionals nodig zijn om de geschetste complexe problematiek het hoofd te bieden. “We leiden in dit land goede professionals op, bezien vanuit hun eigen werkdomein. Maar de wereld wordt steeds meer een netwerk. De installateur moet leren samenwerken met de sociaal werker. Die hebben andere doelen, een andere manier van denken, spreken een andere taal. Soms loopt het juist spaak omdat mensen vanuit hun eigen perspectief blijven denken. Onze studenten moeten leren om die ander uit te vragen. Wat is het gezamenlijke probleem hier? En vervolgens moet ieder zijn eigen handelingsrepertoire uitbreiden om gezamenlijk te kunnen opereren. Dan krijg je een T-shaped professional die we als HAN graag willen afleveren: zowel goed op inhoud als in samenwerking.” Ruben van de Belt: “Bij ODRA streven wij naar medewerkers die met een been in de organisatie staan en met een been erbuiten. Dan weten ze wat er gevraagd wordt en wat wij wel of niet kunnen. Dat vraagt om verbinden. Het vraagt van de werkgever ook om loslaten; je bent een beetje je zicht kwijt op wat er gebeurt.”

Voedsel

Joost Brouwer komt met een visie vanuit een andere invalshoek. De energietransitie waarin de voedsel- voorziening als hefboom geldt. Hij kijkt hierbij naar de natuur. Die verspilt zo min mogelijk energie, haalt alles lokaal en gebruikt wat er is. Transitie betekent volgens hem een niet omkeerbare verandering. Voedsel is een eerste levensbehoefte en dus een goed aangrijpingspunt hiervoor. Het wordt getransporteerd, verpakt, opgeslagen, weer getransporteerd. Dat kost veel energie. Zijn alternatief: “Stimuleer de lokale voedselvoorziening en economie. Laat zien dat het gezond en vers is. Toon de voordelen. Laat zien dat het leuk is om elkaar te ontmoeten bij de groenteboer en je daardoor bewust of onbewust een bijdrage levert aan de maatschappelijke transitie. Het belangrijkste in de transitie is de gedragsverandering en het loslaten. Voedsel is hierin de hefboom.”

Lichtpuntjes

De gespreksgenoten zien tegen het eind van het tafelgesprek vele lichtpuntjes. Restaurants proberen zuiniger met voedsel om te gaan. Consumenten zijn kritischer op het duurzaamheidsaspect van kleding. Banken vragen in toenemende mate naar de CO₂voetafdruk van investeringen alvorens ze een lening verstrekken. Het predicaat ‘toekomstbestendigheid’ doet steeds vaker zijn intrede. Welvaart en welzijn worden van elkaar onderscheiden. Consumenten vinden dat boeren een betere prijs voor hun producten moeten krijgen om dan tegelijk duurzamer te kunnen produceren. Jan-Willem Romijnders tot slot: “Als het hogere doel CO₂ neutraliteit is en je communiceert dat we ook op onbekende paden komen waarvan de uitkomst onzeker is, dan kan je mensen een stuk meenemen. We weten het niet allemaal en toch moeten we verschillende paden tegelijk bewandelen. Ik zou er een voorstander van zijn om kennis en ervaringen in Nederland te delen in platformen. Dan kunnen we er met z’n allen gebruik van maken.”

Onze partners